maandag 21 juni 2010

piloten uit die tijd

Eerst begon je je vreselijk druk te maken om alles wat er ver onder je op aarde bestond, mensen, bomen, rivieren, koeien, huizen, kersen, bergen, zandkorrels en sprinkhanen en die hele bende kleine levende wezens en al die andere, over het hele aardoppervlak verspreide zielloze voorwerpen; maar tegelijkertijd, op precies hetzelfde moment, fluistert er binnen in je een klein opstandig stemmetje vreemde, opstandige dingen en zei het tegen je dat er nergens op aarde enig ding was dat ook maar iets voorstelde, dat er nergens iets was dat een ogenblik van overpeinzing, liefde of verdriet waard was. En zo ontspon zich een tweestrijd tussen de wens om te zorgen en liefde te geven en het verlangen om nergens in te geloven en om te vergeten, en deze twee legers streden met veel wapengekletter in de holte van je schedel en geen van beide wonnen ze en toch wonnen ze allebei aan een stuk door. Op die manier nam het gevoel je eerst in bezit. Dan, eventjes, verplaatste het zich naar boven en begon het zachtjes achter in je keel; het bracht een soort sentimenteel verdriet met zich mee, een verdriet om jezelf en alles wat je had gedaan ongedaan had gelaten, en alle mensen die de bladzijden van je leven zo snel hadden doorlopen, en bovenal, je familie, je moeder die aan de keukentafel erwten stond te doppen, je vader die keihard zijn neus stond te snuiten, je zus die zat te telefoneren. Ja, het was een soort sentimenteel verdriet dat heel snel kwam en verdween en alleen maar een lichte samentrekking van je keel achterliet. Dan stak het gevoel van misselijkheid weer de kop op en verplaatste het zich opnieuw naar je buik waar het zich leek samen te trekken tot een klein gloeiend speldenknopje vlak onder je ribben, een lange dunne withete naald die zich steeds dieper door je vlees drong tot in de lege kilte van je maag, en dan omhoog naar je hart; en als dat scherpe hete puntje het buitenweefsel van je hart aanraakte, was het alsof alle geestelijke pijn van de hele wereld in hete stroompjes door je lichaam vloeide en druppel na druppel uit je vingertoppen druppelde: de pijn van het zinloze, van een jammerlijk zinloos aards bestaan en alle mythen en fabels van ons leven; de pijn dat je nu eindelijk wist dat jij en al je drukke bezigheidjes, je gejaag van hot naar her, je hofmakerijen, je geldtellerij, je verwachtingen, je vreugden en je smarten in de trage eeuwige cyclus van het universum niet meer waren dan enkel, neervallend stofje. Op dat moment duwde je jezelf naar voren in je schouderriemen en wilde je opspringen in de cockpit om het zo hard je kon uit te schreeuwen tegen al die kleine mensjes daar op de wereld beneden je, om ze alles te vertellen wat je wist en wat je voelde, honderd waarheden en angstaanjagende dingen over jezelf; om ze eerst te vertellen, om ze gauw te vertellen hoeveel je van hen allemaal hield, o hoeveel je van hen allemaal hield en hoezeer je daarom haatte; hoe je van ze hield en ze haatte, ieder van hen afzonderlijk.


Waarschijnlijk hadden de hoogte waarop en snelheid waarmee je vloog heel wat uit te staan met de fabricage van vreemde gedachten en gevoelens. Hoe het ook zij, wil de grondmens de piloten uit die tijd goed begrijpen, dan is het van belang dat hij weet heeft van het zware en vreselijke gevoel van misselijkheid waarvan zij onder het vliegen zo dikwijls last hadden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten